Historie van de kerk

Geschiedenis

Het weinige originele dat nog over is in Marsum – dat ‘woonplaats op het lage land’ betekent – na de belegering van Delfzijl in de Franse tijd is de kerk, hoog gelegen op de restanten van de Wierde. De romaanse kerk, één van de oudste bakstenen gebouwen in de provincie, werd gebouwd in de 12e eeuw.

Het is een kleine zaalkerk met een inspringend halfrond koor. De muren van de kerk zijn geleed door een inspringende zone met kleine rondboogvensters zonder profilering. Dit spaarveld wordt bij de dakrand afgesloten door een zaagtand- en een muizentandfries. In de muren aan de noord en zuidzijde, niet ver van de apsis, zitten (later ingebroken) lage vensters.

De ingang van de kerk zit tegenwoordig in de westmuur van de toren; de oude ingangen zijn zowel binnen als buiten nog in de noord- en zuidmuur te zien. Waarschijnlijk had de kerk ooit gewelven, die moesten wijken voor de huidige blauwgroene zoldering. De banken en preekstoel werden in respectievelijk 1787-88 en 1792 gemaakt door timmerman Jan Ates van Holwierde, de banken voor 350 gulden, de preekstoel voor 65 gulden. Enkele onderdelen van het interieur behoren nog tot de middeleeuwse inrichting, zoals een sacramentshuis en de piscina met afvoergat. In de koorvloer ligt de grafzerk voor predikant Bernardus Andrae Ollershemius, geboren 1653 te Solwerd.

In het koor staat een reconstructie van een middeleeuws orgel, het zogenoemde Theophiliusorgel. Het werd gebouwd door Winold van der Putten in 1999 op basis van twee oude teksten uit de 10e en 11e eeuw: De fistulis organicis’ (Anoniem, Bern) en Schedula Diversarum Artium’ van de Benedictijner monnik Theophilius Presbyter (1070-1125). Een afbeelding in het Rutland Psalter (Engeland, ca. 1260) bepaalde voor een groot deel het uiterlijk van het instrument. Het is Pythagorees gestemd op 460 Hz en beschilderd door Helmer Hut.

De torenruimtes op de begane grond en op de verdieping zijn naar de kerkzijde geopend en maken deel uit van de kerkzaal. In de toren hangt een klok met een afbeelding van de beschermheilige van de kerk en het opschrift: s. mauritius bin ick geheten marsum heft mi laten geten ao 1620, joannes symon & anthonius filius & petrus joly galli me fecerunt.